Spierpijn voor Johan Cruijff?

Johan Cruijff heeft een druk weekje voor de boeg. Volgens de site van Voetbal International trekt nr. 14 zich terug in zijn appartement voor een grote signeersessie. Cruijff gaat namelijk zijn handtekening zetten in de gelimiteerde uitgave van 1947 exemplaren van het grote standaardwerk over zijn leven, dat werd geschreven door een waar journalistenlegertje, bestaande uit Frits Barend, Hugo Borst, Jaap de Groot, Matty Verkamman, Bert Nederlof, Cees van Cuilenborg en Johan Derksen.

Aanleiding voor het boek is de verjaardag van Cruijff. Hij wordt 25 april zestig jaar en dat schreeuwt natuurlijk om de nodige aandacht. De opbrengst van het boek gaat naar de Johan Cruyff Foundation. De exclusieve uitgave (met handtekening) was overigens een dag na de presentatie in het Olympisch Stadion al uitverkocht. Maar niet gevreesd: de normale editie van het boek ligt gewoon in de boekhandel.

Eén reactie op “Spierpijn voor Johan Cruijff?

  1. Alfredo

    Het is vandaag 21 april, 2007 en ik ben diep onder de indruk hoe Spanjaarden uit vooral Catalonië hun passie voor het spel van Johan Cruyff uitbeelden. Onvoorstelbaar sensitief en creatief. Er is zelfs een topkok die de spelfilosofie van Johan heeft toegepast op zijn eigen restaurant personeel en een ander raakt buiten zinnen als deze de bewegingen van Johan uitbeeldt, inclusief Johans gewoonte met zijn vingers zijn eigen neus te beroeren terwijl hij erdoor inademt, wat een apart geluid geeft.

    Een Spaans schrijver beschrijft de invloed van Cruyffs taalgebruik op het Spaans. Er zijn zowaar aparte woorden en gezegdes ontstaan.
    Het verbaast me allereerst dat ik geen grote weerzin voel opkomen en gaandeweg weet ik waarom; deze Spanjaarden geven mij een unieke kans om in hun ziel te mogen wandelen en hun indrukken te mogen meebeleven.
    Schitterende documentaire, van de “HUM”-omroep. Indrukwekkend.

    Na het zien, wordt door de zender Ned. 2 mij voorgehouden, dat “Johan Cruyff 23 April a.s. zestig jaar oud wordt en dat die héle avond geheel in het teken zal staan van Johan Cruyff de voetballer en de trainer”.

    Ik voel ineens grote nattigheid en besluit nu direct mijn eigen voetbalhistorie wereldkundig te maken, voor het geval iemand mij deze dagen ernaar zou vragen. Ooit moest het toch eens gebeuren.
    Nou, dan moet het nu maar, op 19 April 2007 met de Spaanse passie nog om mij heen.

    Voetballen.

    Schrijven over mijn voetbalverleden.
    Houd uw hart vast, want ik kan u níets anders beloven, dan alleen enkele rake flarden uit mijn wereld met de bal, totdat op mijn zestiende de meiden hun definitieve glans voor mij kregen en de bal definitief voor mij onvindbaar werd op de zaterdagmiddagen.

    Om te beginnen die schoenen, die rare maanschoenen met ijzeren dobbelstenen eronder.
    “Noppen” heetten die en dat zal ook nu nog wel zo zijn. Die wezensvreemde dingen aan mijn voeten riepen al voldoende ontzetting in mij op om óveral naar te kijken, behalve naar de bal.

    “Maar Fredo, je móet iets aan sport doen. Je móet echt elke week iets aan sport doen” was het verbeten credo van mijn moeder.
    Mijn oudere broers waren passievolle voetbalspelers, die zich ook door de internationale helden van die tijd lieten opzwepen; Puskas (nog maar enkele jaren dood en kreeg in Bulgarije een mega staatsbegrafenis), Alfredo di Stefano, aan wie een oudere broer een portret in olieverf op hout aanbood in het Amstelhotel te Amsterdam, toen Real Mardrid er een europacupwedstrijd speelde. Ook een Portugees ontbrak niet in hun idolentempel, zoals Eusebio.
    Op gepaste afstand maakte ik dat allemaal nog wel mee, zo lang ik zélf maar niet geacht werd op een veldje, met die clownschoenen aan, scheenbeschermers, blauw kort broekje, wit hemd en lid van een bekakte voetbalclub met 21 andere lotgenoten heen en weer te rennen.

    Toch is dit beeld wel wat eenzijdig.
    Lekker op straat voetballen, dat kon ik goed waarderen. Ook veel vrije woensdagmiddagen tijdens de lagere school heb ik voetballend doorgebracht. Daarvoor was het soms nodig om naar een heel andere buurt te gaan dan waarin ik opgroeide, maar het plezier van het spel maakte dat heel goed mogelijk.

    Er was in die tijd één jongen uit die andere buurt die in mij een licht gevoel van verwarring opriep. Het leek alsof hij volledig opging in die bal, alsof zijn wereld niet groter was dan hij en de bal. Een soort van bezetenheid die me wat beangstigde. Hij sprak ook niet veel.
    Aan het begin werden de ploegen verdeeld en het maakte hem niet uit in welke ploeg hij op het verlaten schoolplein zou spelen. Zolang hij maar in de buurt van zijn bal kon zijn.
    Vele jaren later herinnerde ik mij ineens die jongen toen ik op de TV toevallig naar Ajax keek;
    “Johan”. Nee, niet Johan Cruyff, maar zijn compaan, Johan Neeskens.
    De wat stille, teruggetrokken jongen wiens universum draaide om de bal en hijzelf en die uiteindelijk voor mij geheel onverwachts op het veld van het AJAX stadion verscheen en terecht deze dagen nu deelt in de glorie van Cruyff, ook later bij Barcelona.(April 2007- Cruyff wordt 60).

    Maar goed; zo lang ikzelf dus niet over gras hoefde te rennen als een Hollandse geit, kon ik me dus wel vermaken met bal en vrienden. Die selectieve weerzin moest ik thuis wel grotendeels verzwijgen. Dat viel niet zo moeilijk want ik was één van de drie nakomertjes en we hadden zo ons eigen universum (dat waren nog eens tijden) en de korte oprijlaan van ons huis vond ook ik heel geschikt om met de oudere broers mee te spelen, al golden twee kleintjes voor één grote.

    We hadden als thuisvoetballers wel één grote handicap; onze moeder kon altijd in woede ontsteken als ze ontdekte dat we in de zinken lantaarn bij de hoofdingang weer eens een profiel van de bal hadden gescoord , of weer eens pal op de staldeuren van de vestibule schoten waardoor zij acuut prooi werd van zo’n denderende “goal”!. Ja, voorzichtig een goal inschieten gaat natuurlijk niet. Een eeuwige handicap.

    Gaandeweg in de tijd groeide er zelfs in mij enige voetballiefde op eredivisie niveau, toen ik ontdekte dat het gezin waarin ik dus een nakomertje was, dwars tegen de geografische en culturele voetbalwetten in, juist vóór Feijenoord was (Coen Molijn!) en niet vóór AJAX.
    Dát voelde ergens wel als een latente daad van verzet en dat kon ik wel waarderen en heeft tot op de dag van vandaag nog steeds een vorm van voorliefde voor de Rotterdammers opgeleverd. Jammer dat Jules Deelder een fan van Sparta is.

    Zoals ik zei was het niet zo moeilijk voor mij om in de onderste geledingen van ons gezin mijn diepe afkeer van georganiseerd zaterdagmiddagvoetbal voor mezelf te houden. Althans, wat mijn broers betreft, want mijn moeder trakteerde ik élke zaterdag rond één uur ‘smiddags op een theater vol van ziekte, leed en afkeer, wat één op de tien keer resulteerde in een overwinning met haar woorden;”ach, blijf dan ook nu maar thuis”.

    Maar wat doet een mens als ik dan vervolgens met die negen overgebleven keren, totdat er weer een nieuwe overwinning wordt geboekt?
    Nou, gewoon met enorme tegenzin het clownsuniform aantrekken in een zgn “kleedkamer” en verder zich 90 minuten wat schimmig gedragen tijdens het voetballen op een kleiveld met witte lijnen.

    Het is één van díe optredens geweest waarbij mijn vader en grote broers hadden besloten om Alfredo eens te zien voetballen bij een thuiswedstrijd. Genadeloos ben ik toen door de mand gevallen.
    Als je met 21 jongens aan een voetbalspel deelneemt, blijft er dus – naar mijn eigen spelregels – heel veel tijd over waarop je geen zak te doen hebt. En omdat ik een geheel eigen liefde voor de maan aan de hemel had ontwikkeld tijdens de dagelijkse gang naar bed, vond ik die onbestede tijd op het veld dus heel geschikt om na te gaan of diezelfde maan niet ook overdág ergens te bespeuren viel. In tijden van crisis zoek je je beste vrienden op. Zoiets.

    Terwijl ik heerlijk met mijn ogen het grote universum aftastte, bleek er ineens een groot gelach op te steken onder het uitroepen van mijn naam. Ik keek de hoonlachers aan en het bleek mijn eigen familie te zijn. Maar waarom er precies gelachen werd, moesten ze me dan ook maar eens uitleggen, dus ik stapte op deze ontrouwe aanhang af, waardoor de verbijstering alleen maar toenam; “Je kreeg de bal toegespeeld, maar jij stond weer eens te staren, dus jij had helemaal niks in de gaten”.

    Het gelach was desondanks geen diepe hoon, want er zat bij hen ook wel de bevestiging in van Alfredo “de schaduw”; de eenling die altijd wat ongrijpbaar bleef en dat riep op z’n minst een mengeling van weerzin met waardering op.
    Voor mijzelf was het verhaal over mij een soort van medaille, waardoor iedereen voor zichzelf de conclusie kon trekken over hoe ik me voelde bij het georganiseerde veldrennen achter een bal op mijn kostbare zaterdagen.
    Ik heb de ontmaskering weliswaar mijn gehele thuisperiode moeten aanhoren ,maar mijn Alfredo-hemelbestorming prijkt als een overwinning in de jongenskamer van mijn herinneringen.

    Er gebeurde trouwens wat voetballen betreft meer, dan alleen bij het huis voetballen, of op het schoolplein, of op het veld. Eens in de zoveel tijd gingen we ook op een zondagmiddag op het strand voetballen als het eb was en dat vond ik wel leuk, omdat er ook nog wel wat te zien was (de zee en wolken) en hard zand ook leuk spel kon opleveren.
    Eén van die keren liep er een man langs en bleef staan kijken. Ik speelde ook toen, zoals altijd, met mijn linkerbeen en ik knalde met mijn linkerwreef van grote afstand een schot in het denkbeeldige goal.
    Na tien minuten kwam de toeschouwer naar me toe en zei hij dat hij trainer van een eredivisieclub was en of ik de woensdag erop naar zijn training wilde komen. Iedereen riep plaatsvervangend “ja”, dus ik kon moeilijk wat anders zeggen.”Ik kom”, klonk mijn afgedwongen belofte.

    God mag mij corrigeren, maar ik heb ondanks de grote weerzin (je zal toch maar próf worden!) oprecht met mijn fietsje het stadion van de club gezocht maar kon het die woensdag absoluut niet vinden. Ik was er ook nimmer geweest.
    Opnieuw enig hoongelach thuis en dit maal was de toon iets bitterder;”hij kan het stádion niet vinden”, maar daarmee eindigde ook weer de afstraffing, want ik heb ze er nooit meer over gehoord.

    Onze voetbalwegen gingen wel steeds verder uit elkaar, maar het bleef onbesproken, wellicht omdat ze in mij terecht wél een echte Fijenoord fan konden beproeven. Waarom ook niet; Feijenoord, met de grote Coen Molijn linksbuiten, een positie die ik op het veld ook altijd vervulde omdat ik met mijn linkerbeen speelde. Fijenoord, dat kon winnen van een Portugees team (met Eusebio) en daardoor de Europa cub won. Yes!
    maar die clubliefde bleek toch echt de enige ware uitzondering te zijn, zo kan ik hier bevestigen met nog een ander drama.

    Ik moest namelijk weer eens “uit” spelen op de zaterdagmiddag.
    Het ergste van het ergste; georganiseerd afreizen naar een gemeente waar je nimmer geweest bent en waar je ook nog eens extra reistijd aan kwijt bent.
    Welaan; na het start fluitsignaal besloot ik ook daar mijn ogen maar de vrije loop te laten en voor de verandering eens niet omhoog maar juist omlaag te kijken, alhoewel mij dat in de eerste helft maar weinig opleverde.

    Toch ging ik er na de felbegeerde pauze met eenzelfde motivatie mee verder.

    Terwijl het thuisteam bezig was met een tegenaanval kreeg ik ineens met een forse klap de bal frontaal tegen mijn hoofd. Dat had ik natuurlijk niet voorzien vanwege mijn ijver fictieve landmijnen op te sporen. Het duizelde me héél even,incusief sterren voor de ogen, maar na een halve minuut was er geen vuiltje meer aan de lucht.
    Ik vervolgde dus mijn schaapachtig optreden en op vijf meter afstand van mij ontwaarde ik zowaar een papiertje in het gras en mijn ogen bleven ernaar gericht.

    Terwijl ik er langzaam naartoe liep, begon ik iets van het papiertje te herkennen. Het was, ja, het was een Bazooka papiertje; een korte humorstrip die als verpakking diende bij de roze Bazooka kauwgom die je in die tijd voor een stuiver kon kopen.
    Op het moment dat ik met eigen ogen wilde gaan zien of ik deze grap op de grond al kende, stoven er ineens twee mannen het veld op en onderschepten mijn zoektocht naar nieuwe humor.
    Vol ijver tilden ze mij kordaat van de grond en droegen mij samen naar de lijn. Nee, nog erger, helemaal naar de kleedkamer!

    “We zagen dat je bijna bewusteloos voorover ging vallen, vanwege die klap door die bal natuurlijk, dus we hebben je dan maar direct uit het veld weggedragen. Je moet hier plat blijven liggen en we brengen je met een auto naar je huis, terwijl jij dan op de achterbank moet blijven liggen”.

    Ik had hier geen énkel weerwoord op en liet dit dubbele lijden he-le-maal over me heengaan. Elk verweer zou het alleen maar erger maken, dus ik koos eieren voor mijn geld. Ik kon toch moeilijk zeggen dat ik een kauwgomstrip veel belangrijker vond dan met georganiseerd voetballen winnen of verliezen?! Niet te overbruggen zo’n kloof, dus dan alleen maar laten gebeuren. Noem het ZEN.

    Eenmaal bij mij aan huis, doen beide mannen uitgebreid verslag aan mijn moeder waarna ze vertrekken. Eenmaal alleen binnen, ga ik rustig op de bank zitten om een weg uit dit toneelstuk te zoeken en na een half uur was ik al weer pleiten naar de stad; de meiden, de muziek, de grote wereld. “Alfredo had tóch gewonnen”, zou de empathische lezer nu kunnen bedenken, maar zo’n glorieuze omslag was toen volstrekt onhaalbaar voor mij, dus dat genot heb ik nooit geproefd.

    De volgende dag voltrok zich de ontknoping van dit voetbalgebeuren,
    die zelfs ík ‘s avonds bij de sterren nooit had kunnen bedenken.
    Mijn moeder stapte in de hal van ons huis op mij af, boog zich licht voorover en zei; “zeg Alfredo, was dat niet een beetje overdreven, dat van gisteren, met dat voetbal?”
    Ik stond als genageld, boog mijn hoofd wat theatraal en zei zachtjes;
    “ja, een beetje wel, ja.”

    Hierna heb ik geen énkele herinnering meer meegenomen in mijn geest omtrent het verplichte ,georganiseerde rondrennen op een veldje tijdens de zaterdagmiddagen. Mijn voetbaluniversum was qua indrukken tot de nók toe gevuld.
    Is nog steeds zo.(maar niet doorvertellen).

    Alfredo, April 2007

      /   Beantwoorden  / 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Naam

Website

Het kan vijf minuten duren voordat nieuwe reacties zichtbaar zijn.